Een kerstverhaal
Er was eens heel ver hier vandaan en lang geleden een wereld vol kleur. Alle kleuren van de regenboog speelden er door elkaar heen en boven dat alles stond een grote boom die zijn ritselende gouden blaadjes over heel die wereld uitspreidde. Te midden van al dit moois dansten elfjes, doorzichtige wezentjes die als parelmoer al die mooie kleuren weerkaatsten. De elfjes konden vliegen en met al die kleuren van licht de mooiste creaties maken. De boom stond wijs en tevreden boven de wereld uitgespreid en het geluid van zijn blaadjes waren woorden. Mooi, mooi, mooi, zei hij, wat fijn, wat heerlijk, wat een geluk.
Zo ging het eeuwenlang door op deze bijzondere wereld.
De elfjes creëerden en creëerden, ze konden zelfs nieuwe, kleinere werelden laten ontstaan, gewoon door ze te wensen. En al die nieuwe werelden waren even licht en kleurrijk als de oorspronkelijke. Zelfs konden ze meer nieuwe elfjes laten ontstaan, die die nieuwe werelden bevolkten, zomaar door ze te wensen.
Maar op een dag was er een elfje ontstaan dat een beetje anders was dan de anderen. De boom keek toe en ritselde wat meer met zijn bladeren.
Dit nieuwe elfje was vrolijk aan het creëren, met rood, met blauw, met geel, met groen en roze en met al die andere kleuren daar op die wereld. Maar ze miste iets. De boom ritselde.
Het elfje hoorde dat wel, maar ze miste toch iets. Iets wat misschien wat diepte zou geven aan al die andere kleuren…
De boom ritselde wat harder.
Toen kwam er in dit elfje een heel nieuw idee op. Zwart! Dat was wat ze miste in al haar creaties. De boom ritselde nu heel hard, maar daar liet het elfje zich niet door tegenhouden. Zij zou iets nieuws, iets volkomen nieuws brengen, zwart.
En ja, diep in haar binnenste zette haar idee zich vast. Hoe hard de boom ook ritselde, ze bleef bij haar besluit. Ik laat me niet tegenhouden, dacht ze, hoe hard de boom ook ritselt, het is juist leuk, dat zwart, ik doe het lekker toch! En warempel, binnenin het elfje ontstond op dat moment een klein klontje zwart.
Het elfje voelde toen iets wat ze nog nooit eerder gevoeld had. Was het verdriet? Ze wist het niet, maar het zwarte brokje woog zwaarder en zwaarder.
Toen gebeurde er iets ontzaglijks. Kwam het alleen door het zware zwarte brokje, of misschien ook door haar eigen sombere gevoel, maar het elfje tuimelde omlaag, van haar mooie wereld af, een onbekend niets in. Ze tuimelde en tuimelde, maar toen ze van de eerste schrik bekomen was hield het tuimelen plotseling op en herinnerde ze zich wie ze was. Ze stopte en keek om zich heen, in het niets. Ze was alleen, met het zwarte brokje in haar hand.
Wat nu? Creëren natuurlijk, want dat is wat elfjes doen. Maar hier, in dit buitengebied en samen met dat zwarte brokje, was dat niet meer zomaar creëren, het was iéts creëren geworden. Dus begon het elfje met iets te creëren, alles werd een iets, zoals het zwarte brokje ook een iets was.
Ze creëerde een wereld gemaakt van het licht en de kleuren die ze zelf in zich had, gemengd met het zwart en de zwaarte van het brokje.
Het werd een grote wereld, stevig en vast. Toen creëerde ze nieuwe elfjes. En alle elfjes waren niet alleen steviger en vaster dan de elfjes van haar vroegere wereld, maar hadden ook zowel de vrolijkheid als het verdriet in zich. Ze bestonden uit de lichtheid van de oorspronkelijke elfjes en de zwaarte van het zwarte brokje. En ze hadden de diepte die het elfje oorspronkelijk gezocht had.
Al deze nieuwe elfjes begonnen natuurlijk ook te creëren, want dat was hun natuur. Ze creëerden en creëerden, maar hun creaties bestonden uit licht en donker. Ieder iets wat op deze wereld gecreëerd werd bestond daaruit. Alles wat licht en mooi was had onvermijdelijk een schaduw bij zich. Maar ook de elfjes zelf hadden een schaduw bij hun licht en begonnen ook nieuwe emoties te creëren. Niet alleen het oorspronkelijke verdriet, maar ook een heleboel nieuwe, zoals angst voor de schaduw van de ander, boosheid over de creatie van een ander, jaloezie op de schepping van een ander, irritatie over de aanwezigheid van de schaduw van anderen. Uiteindelijk creëerden ze zelfs de emotie haat.
Ook ons elfje, dat als eerste van haar oorspronkelijke wereld af was getuimeld, had zich bij haar gecreëerde elfjes gevoegd en deed om het hardst mee. Toch voelde ze zich niet gelukkig. Dit was niet wat ze voor ogen had gehad toen ze zwart creëerde.
Het ging van kwaad tot erger op deze nieuwe wereld sinds de haat was ontstaan. De elfjes werden steeds zwaarder en massiever, hun licht werd steeds vaster van vorm en uiteindelijk gingen ze zelfs zover dat ze de vormen van andere elfjes gingen vernietigen. Eerst hun creaties, vervolgens ook de elfjes zelf. Het was een onhoudbare toestand geworden en ons eerste elfje kreeg vreselijke spijt en huilde tranen met tuiten.
De boom ritselde en ritselde. Hij riep de elfjes bij elkaar. Die luisterden. En één elf zei ja.
Het zou een moeilijke tocht worden met een onzekere uitkomst. Maar hulp moest geboden worden.
Eerst moest de elf zijn kleuren verdichten, want anders kon hij niet tuimelen. Al zijn kleuren verdichtte hij en trok ze vaster om zich heen. Maar zwart nam hij er beslist niet bij. Toen hij al zijn licht en zijn kleuren zo vast mogelijk om zich heen had getrokken met hulp van de andere elfjes, had hij net genoeg zwaarte gekregen om de lange tocht naar beneden te maken. De tranen van ons eerste elfje wezen hem de weg.
Hij kwam aan midden in het koudste en donkerste seizoen. Als een pasgeboren elfje midden in een donkere wereld vol haat.
Zou het hem lukken om zijn missie te volbrengen? Hoeveel elfjes op deze wereld herinneren zich nog hun oorspronkelijke licht? Hoeveel willen het zwart van zich afschudden? Hoeveel zouden echt graag de weg terug met hem willen afleggen? Terug naar hun oorspronkelijke wereld.
©2024 Alice