De draak
Er was eens een draak. Niet zo’n hele grote draak, maar van zichzelf dacht ze dat ze enorm was. Ze had grote rollende ogen en daarmee keek ze boos de wereld in. In de wereld waren zat lekkere hapjes voor een hongerige draak te vinden, maar die lekkere hapjes maakten zich steeds uit de voeten als zij er aan kwam. Daarom was de draak boos. “Kom nou eens wat dichterbij”, riep de draak dan, “zo kan ik je toch niet pakken!” Maar het mensje waar onze draak zo’n trek in had zette het doorgaans meteen op een lopen. De draak vond het erg oneerlijk en bovendien egoïstisch van die mensjes.
Op een dag was de draak wakker geworden met zo’n honger dat ze helemaal duizelig was. Ze strompelde haar hol uit. Dat hol lag in een parkeergarage onderin een groot flatgebouw. Voor de ingang van het hol lag een enorme hoop rommel, kapotte auto-onderdelen, oude fietsen, versleten bankstellen, vuilniszakken en nog veel meer. Niemand keek daar verder naar om en zo had geen van de mensen die in het flatgebouw woonden in de gaten dat achter al die troep een draak haar hol had gemaakt.
De draak liet haar blik dwalen door de grote parkeergarage. Daar zag ze een mannetje lopen. Met een bos sleutels in zijn hand liep hij naar een van de weinige geparkeerde auto’s die in de parkeergarage stonden. Met drie grote sprongen stormde de draak op hem af. “Help”, zei de draak met een zacht stemmetje, terwijl er kleine vlammetjes uit haar bek lekten en er rook uit haar neusgaten walmde. “Ik ben maar een eenzaam oud vrouwtje en u moet mij helpen”. En om haar woorden kracht bij te zetten liet ze een traan uit een van haar boze ogen rollen. Maar de man keek haar aan, draaide zich vliegensvlug om, stapte in zijn auto en reed met gierende banden de garage uit.
“Zo gaat het nou altijd”, jammerde de draak, “niemand doet iets voor mij, ik ben altijd maar alleen”.
Maar kijk, daar kwam opeens een auto naar binnen gereden, de auto parkeerde en een vrouw stapte uit. Zou onze hongerige draak nu toch nog een lekker hapje kunnen verschalken? Voorzichtig liep de draak op de vrouw toe. “Ik vind dat je mij wel eens uit mag nodigen voor een kopje koffie”, zei de draak met verwijtende stem. “Ik zit altijd maar alleen, niemand nodigt mij eens uit!” Maar de vrouw nam niet eens de moeite om naar de draak te kijken en liep met stevige pas de parkeergarage door. Ze opende de deur naar het trappenhuis en sloot die met een klap achter zich. Bedremmeld staarde de draak voor zich uit. “Wat dàt nou toch weer is!” brieste ze verontwaardigd.
Hoe moest ze nou ooit aan eten komen? Ze was zó duizelig!
Maar even later had onze draak toch geluk. Daar kwam een jong meisje aangefietst. Ze zette haar fiets tegen de hal naar het trappenhuis en hing met een zwaai haar schooltas over haar schouder. Maar voordat ze de deur naar het trappenhuis binnen kon gaan stond de draak al voor haar, kwijlend uit haar mondhoeken. “Zo kindje”, fleemde de draak, “waar kom jij vandaan? Ik kan wel zien dat jij een lief en oppassend meisje bent. Waar woon je?” “Nou, ik woon hierboven”, zei het meisje spontaan, “en ik kom net van school”. “Zo”, zei de draak, “maar ben je niet wat uitdagend gekleed zo in dat korte rokje?” Het meisje keek beduusd naar haar kleding. Even voelde ze zich niet lekker worden, maar ze herstelde zich snel. “Ja, nee”, stamelde ze, “eh, mag ik er even langs?” Maar de draak liet haar nu niet meer wegkomen, eindelijk eten. “Is het leuk op school?” vroeg de draak, “doe je goed je best?” “O”, antwoordde het meisje enthousiast, ”het is heel gezellig, ik heb veel vriendinnen en ook best leuke leraren”. “Dat vroeg ik niet”, zei de draak op strenge toon, “school is niet voor de gezelligheid, maar om te leren. Haal je wel goede cijfers? Heb je onvoldoendes gehaald?” Het meisje schrok en voelde zich opnieuw niet lekker worden. Maar dapper gaf ze antwoord: “Ja, vandaag had ik een vijf voor wiskunde”. Hap, deed de draak, terwijl het meisje een wee gevoel in haar buik kreeg en verdrietig werd. Maar de draak leefde op. Ze was nu niet langer duizelig en met luide stem schetterde ze: “Ik, ík had altijd hoge cijfers! Jij hebt niet zo erg veel verstand, meisje, maar ik, ík…. jij zou eens wat vaker naar mij moeten luisteren!” “Ja mevrouw”, zei het meisje duizelig en probeerde de deur open te doen. Maar de draak hield haar tegen. “Eerst moet je beloven dat je me morgen weer op komt zoeken, dan zal ik je overhoren!” “Ja, mevrouw”, zei het meisje, in een poging om nu snel weg te komen. “Beloofd is beloofd”, schalde de draak, “ik houd je eraan!” Toen het kind vertrokken was voelde de draak eens over haar buik. Het was lang geleden dat ze zo lekker gegeten had. Ze sloop terug naar haar hol en viel daar in een diepe slaap.
© Copyright 2024 Alice