Oneigenlijke vragen

Oneigenlijke vragen

Oneigenlijke vragen

Waar in Nederland wonen de Eskimo’s?”

Kun je op deze vraag antwoord geven?
Nee, dat lukt niet, maar hoe komt dat? 

Hoe kom je erachter wat er precies aan de hand is met deze vraag? Mocht je dat willen.

Want wat zou je antwoord kunnen zijn? Moet je nu gaan zoeken waar in Nederland de Eskimo’s wonen? Dan kun je lang zoeken….

Deze vraag impliceert dat er Eskimo’s in Nederland wonen, zonder dat deze vraag eerst wordt gesteld. Zo wordt de lezer gemanipuleerd om alvast akkoord te gaan met iets wat nog maar helemaal de vraag is.

Je kunt de vraag “Waar in Nederland wonen de Eskimo’s?” opdelen in twee vragen:

1) Wonen de Eskimo’s in Nederland?
2) Zo ja, waar wonen die dan?
Wanneer het antwoord op de eerste vraag nee is, dan is de tweede vraag onzinnig.

Wat er gebeurt met een onoplettende lezer is dat hij (of zij) door deze suggestieve vraag alvast op een verkeerd spoor wordt gezet waar hij later nog moeilijk af te brengen is.
Misschien blijft hij wel denken dat er ergens in Nederland wel Eskimo’s wonen.
Hij is ongemerkt gemanipuleerd om dit te denken.

Een bekende truc om kleine kinderen te laten eten is deze:

Moeder vraagt: “Jantje, wil je een boterham met kaas of een boterham met pindakaas?”
Kleine Jantje heeft nog niet door dat dit een suggestieve en dus manipulatieve vraag is. Hij raakt eventjes in de war, want hij voelt wel iets, maar dan gaat hij nadenken en antwoordt “pindakaas”.
Het arme ventje denkt waarschijnlijk ook nog dat hij slim is geweest om het lekkerste van de twee geboden alternatieven te kiezen.

Dat er nog veel meer alternatieven bestonden kwam niet in het kinderhoofdje op. Dat hij had kunnen antwoorden “hagelslag”, of had kunnen antwoorden “liever geen boterham maar een banaan”, of “ik heb nog helemaal geen honger, ik wil dit spel afmaken”, of zelfs “waarom wil je dat ik ga eten, mama?” Wat kinderen trouwens soms wél doen, omdat ze voelen dat er iets niet klopt maar niet snappen of kunnen verwoorden wat dat precies is, is dat ze zich doof houden. 

De voorbeelden in een kinderleven zijn legio:

“Geef je tante Miep een of twee zoenen?”
“Ga je nu aan je huiswerk of over een uur?”
“Waarom ben je altijd zo vervelend?”
“Kies je een alfa-pakket, een bèta-pakket of een gamma-pakket?”
“Wanneer ga jij je nou eens netjes kleden?”
“Aan welke universiteit wil je gaan studeren?”

Zijn er nog meer voorbeelden te geven?

Kinderen wordt geleerd om serieus antwoord te geven op suggestieve vragen én daar vervolgens naar te gaan handelen. Er wordt hun niet geleerd om zulke vragen te doorzien en een werkelijk eigen keuze te maken. Kinderen wordt afgeleerd om zelfstandig te denken.

Hoe gaat dat nu verder in het volwassen leven?

Ga zelf maar na. Zijn er voorbeelden?

“Welke medicijnen gebruikt u?”
“Willen jullie meer of minder Marokkanen?”
“U wilt toch ook een goed pensioen opbouwen?”
“Waar in de hersenen bevindt zich het bewustzijn?”
“Ben je voor Trump of voor Harris?”
“Ga jij naar de kerk of ben jij een atheïst?”  
“Waarom ben jij altijd zo negatief?”
“Wanneer komt Nederland helemaal onder water te staan?”
“Op welke leeftijd neem je je eerste botox?”
……
……

Hebben we ze altijd allemaal door?

Tot slot nog een suggestieve vraag die tegelijk een strikvraag is:  

“Jij wilt toch ook graag zelfstandig denken?”
Als je ja antwoordt bevestig je dat je zelfstandig wilt denken.
Als je nee antwoordt dan ga je in tegen de suggestie en denk je dus al zelfstandig.
Als je een ander antwoord geeft, bijvoorbeeld “ik wil helemaal niet denken” dan denk je ook zelfstandig.

Is er nog een uitweg uit deze strik?….

“Wat versta jij onder zelfstandig denken?”

©2024 Alice

Wil je inhoudelijk reageren? Graag. Bijvoorbaat hartelijk dank. Alice